-
1 wehren
wehren♦voorbeelden: -
2 Hinterbein
-
3 aufbäumen
aufbäumen, sich2 zich verzetten ⇒ in verzet, opstand komen -
4 entgegensetzen
entgegensetzen♦voorbeelden: -
5 aufbegehren
-
6 auflehnen
auflehnen, sich -
7 dagegenstellen
dagegenstellen -
8 mucksen
-
9 sperren
sperrenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 eine Straße sperren • een straat, weg afsluiten, afzettenjemandem den Weg sperren • iemand de weg versperrengesperrt! • verkeer gestremd!jemandem das Konto sperren • iemands rekening blokkeren1 zich verzetten ⇒ tegenspartelen, tegenstribbelen -
10 sträuben
sträuben1 opzetten, overeind doen staan♦voorbeelden:1 zich verzetten ⇒ tegenstribbelen, -spartelen♦voorbeelden: -
11 widersetzen
-
12 angehen
angehen1 〈 figuurlijk〉opkomen, vechten, strijden2 (beginnen te) rotten, bederven♦voorbeelden:das mag noch angehen • dat kan er nog mee doorII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈haben/sein〉verzoeken, vragen♦voorbeelden:Probleme geschickt angehen • problemen handig aanpakken3 was mich angeht • wat mij aangaat, betreft -
13 bewegen
bewegen12 〈 figuurlijk〉roeren, bewegen ⇒ treffen, ontroeren♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————bewegen2 -
14 leisten
leisten1 presteren, tot stand brengen, verrichten ⇒ volbrengen♦voorbeelden:1 viel Arbeit leisten • veel werk doen, verzetten, verrichteneinen Beitrag leisten • een bijdrage levereneinen Eid leisten • een eed doen, afleggenGehorsam leisten • gehoorzamender Motor leistet 55 PS • de motor heeft een vermogen van 55 pk1 zich permitteren, veroorloven ⇒ zich gunnen♦voorbeelden:1 ich kann mir kein Auto leisten • ik kan me geen auto veroorloven, permitterensich ein Eis leisten • zichzelf op een ijsje trakteren -
15 rühren
rühren♦voorbeelden:3 rühre nicht daran! • laat dat rusten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 (ont)roeren ⇒ vertederen, aandoen♦voorbeelden:〈informeel; eufemistisch〉 ein menschliches Rühren verspüren • (a) (nodig) naar het toilet moeten; (b) honger hebben♦voorbeelden:sich nicht vom Fleck rühren • geen voet verzettensich rühren und regen • heel actief zijn〈 leger〉 rührt euch! • op de plaats rust! -
16 spreizen
-
17 umstellen
umstellen11 omschakelen ⇒ overschakelen, -gaan, -stappenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verplaatsen ⇒ verzetten, van plaats verwisselen, omzetten1 (zich) omschakelen ⇒ zich aanpassen, overschakelen, switchen————————umstellen2 -
18 versetzen
versetzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemanden in Erstaunen versetzen • iemand versteld doen staanjemanden in den Ruhestand versetzen • iemand pensioneren -
19 Stelle
Stelle〈v.; Stelle, Stellen〉1 plaats, plek♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 eine weiche Stelle • een tere, zwakke plekan dieser Stelle • op deze plaatsan deiner Stelle • in jouw plaatsan passender, unpassender Stelle • op het juiste, verkeerde ogenblikan jemandes Stelle treten • in de plaats van iemand komenich möchte nicht an deiner Stelle sein • ik zou niet in jouw schoenen willen staanetwas an die Stelle von etwas setzen • iets vervangen door ietsan Stelle, anstelle von • in plaats vanauf der Stelle • onmiddellijk, meteenauf der Stelle tot • op slag dood〈 informeel〉 auf der Stelle treten • (a) de pas markeren; 〈 (b) figuurlijk〉 een pas op de plaats makenetwas von der Stelle bewegen, rücken • iets verplaatsen, van zijn plaats krijgen〈 figuurlijk〉 nicht von der Stelle kommen • niet opschieten, niet vooruitkomensich nicht von der Stelle rühren • geen voet (kunnen) verzettennicht von der Stelle weichen • van geen wijken weteneine Stelle antreten • in functie, dienst treden -
20 gegen eine Entscheidung angehen
gegen eine Entscheidung angehenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > gegen eine Entscheidung angehen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Baum — 1. Alte Bäum lassen sich nicht (oder: eher brechen als) biegen. – Lehmann, 8, 27. 2. Alte Bäum leiden s nicht, dass sie die jungen wollen überschatten. – Lehmann, 57, 13. 3. Alte Bäume ersticken mit jhrem überschatten die jungen auffschösslinge.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schmer — 1. At Schmêr wal boaven drîw, al as t uk man fân an ualen Hüünj. (Amrum.) – Haupt, VIII, 355, 77; Firmenich, III, 8, 115. Das Schmer (S. ⇨ Fett 12 , 14 u. 16und⇨ Oel 23) will oben sein, ist es auch von einem alten Hunde. 2. Es wird mancher mit… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon